Curt WITTENBECHER

Curt Wittenbecher, geboren op 1 augustus 1901 in Maagdenburg en overleden op 2 januari 1978 in Bremen, was een belangrijk Duits schilder, tekenaar en graficus.

Nadat hij in 1921 afstudeerde aan de middelbare school in Maagdenburg, begon Wittenbecher zijn studie aan de privéschool voor schone kunsten in München onder leiding van Moritz Heymann en Walter Thor. Hij vervolgde zijn studie aan de Kunstgewerbeschule in Berlijn-Charlottenburg onder Harold Bengen en voltooide deze in Maagdenburg onder Ernst Hoffmann en Richard Winckel aan de Kunstgewerbe- und Handwerkerschule aldaar. In 1925 werd hij lid van de kunstenaarsvereniging St. Lukas in Maagdenburg, die hij kort daarna verliet. Hij verwierf in Maagdenburg een goede reputatie als freelance schilder en graficus. In 1934 werd hij lid van de kunstenaarsvereniging in Börde en was hij plaatsvervangend voorzitter tot de opheffing in 1939. Daarna nam hij een leidende positie in binnen de “Gleichgeschaltete” Künstlerkameradschaft Magdeburg en was verantwoordelijk voor de organisatie van de jaarlijkse kunsttentoonstellingen in Magdeburg tijdens de oorlogsjaren. In 1942 ontving hij de kunstprijs van de stad Magdeburg voor zijn artistieke prestaties.

Na zijn diensttijd in het leger en in militaire hospitalen in Nederland verhuisde Wittenbecher in 1944 naar Hindelang in de Allgäu. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog verloor hij zijn appartement en al zijn kunstwerken tijdens de luchtaanval op Maagdenburg op 16 januari 1945. In 1949 verhuisde hij naar Worpswede en later, in 1955, naar Bremen, waar hij tot aan zijn dood als freelance schilder werkte.

Tijdens talrijke reizen, die hem naar Nederland, Engeland, Zwitserland, Italië, IJsland en vooral Griekenland brachten, vond Wittenbecher altijd inspiratie voor zijn schilderijen.

Wittenbecher was getrouwd met Hildegard Wittenbecher, née Marquardt. Als zijn weduwe liet ze een groot deel van zijn artistieke nalatenschap in de vorm van aquarellen en olieverfschilderijen na aan de Bremer Home Foundation.

Wittenbechers artistieke ontwikkeling wordt gekenmerkt door een originele expressionistische fase, via naturalistische landschapsschilderkunst naar een sterke abstractie, die uiteindelijk leidde tot zijn eigen onmiskenbare stijl. Zijn werk begon altijd met tekeningen, die vaak uitmondden in aquarellen of olieverfschilderijen.

Wittenbecher hield zich ook intensief bezig met de theorie van zijn vak en gaf al op jonge leeftijd cursussen aan het volwassenenonderwijs in Maagdenburg. Later gaf hij ook lezingen kunstgeschiedenis in Bremen.

Als muziekliefhebber schilderde Wittenbecher graag concertsituaties en volgde hij zijn principe: “Horen wat ik zie – zien wat ik hoor”.

Na verloop van tijd wijdde Wittenbecher zich meer en meer aan aquarellen als zijn meest originele vorm van artistieke expressie.

Gerhard Gerkens, hoofdconservator van de Bremer Kunsthalle, bracht hulde aan zijn werk in zijn lofrede.

Een selectie van zijn olieverfschilderijen omvat werken zoals “Gewonde man” (1942), een bekroond schilderij in de KHM Magdeburg, “Worpsweder Elegie” (olieverf, tentoongesteld in het Kunstverein Hannover in 1954) en “Concert, Finale” (olieverf, 1970/71). Zijn landschapsschilderijen, voornamelijk in de vorm van aquarellen, bevatten motieven uit de Noordzee, de Oostzee, het Odenwald, het Bodenmeer, Cornwall (Engeland), Griekenland, Nederland en Italië.

Onder de persoonlijkheden die Wittenbecher portretteerde zijn Wilhelm Kaisen (burgemeester van Bremen), Mary Wigman (danseres), Harald Kreutzberg (danser), Ernst Friedlaender (publicist), Heinz Frowein (burgemeester van Wuppertal) en Hanns Lilje (protestantse bisschop).

Wittenbecher maakte ook portfolio’s zoals “Bremen – gezien door Curt Wittenbecher” (8 pentekeningen, 1960) en “Bremen – 8 originele litho’s” (1961) en muurschilderingen in steden als Bremen, Bochum, Magdeburg, Barby en Elmshorn.

Zijn werken bevinden zich in openbare collecties en instellingen zoals het Goethe Instituut in Athene, het Bremer Stad- en Kunsthaus, de Gemeentelijke Kunstcollectie Chemnitz, de Niedersächsische Staatsgalerie en de stad Hannover, de stad Hamburg, het KHM Magdeburg, het Staatsmuseum Münster, het Märkisches Museum in Witten/Ruhr en het von der Heydt Museum in Wuppertal.

Tot zijn tentoonstellingen behoren collectieve tentoonstellingen in de Kunsthandlung Heinrichshofen/Magdeburg (1932), het Kaiser-Friedrich-Museum in Magdeburg (1934), het Landesmuseum Münster (1948/1949), de Bremer Kunsthalle (1959), het Goethe-Institut Athene (1958) en de Kunsthalle Bremerhaven (1969).

Geen producten gevonden die aan je zoekcriteria voldoen.
Scroll naar boven